close

Het metabolisme van koolhydraten

Koolhydraten : wat is het en waarvoor dienen ze ?

De belangrijkste energiebronnen van ons organisme, namelijk koolhydraten, behoren tot de voornaamste basisbestanddelen van onze voeding, samen met de eiwitten, lipiden, vitamines, sporenelementen, mineralen en water.

Koolhydraten zijn energieleveranciers voor het hele lichaam en vooral voor de hersenen die er een grote afnemer van zijn.

Koolhydraten worden ingedeeld volgens hun structuur. Er zijn twee families: de eenvoudige koolhydraten (glucose, fructose, sucrose, …) samengesteld uit één of twee koolhydraateenheden (monosacharose) en complexe koolhydraten (zetmeel, glycogeen, inuline, vezels, …) die een min of meer lange aaneenschakeling samenstellen van ten minste 10 koolhydraateenheden (polysacharose).  

Koolhydraten zijn verantwoordelijk voor de zoete smaak van voedsel (suiker, vruchten, …), maar niet alleen hiervoor. Ze komen ook voor in zetmeelhoudende voedingsmiddelen : aardappelen, peulvruchten (linzen, erwten, kikkererwten, bonen), granen of graanproducten (pasta, rijst, tarwe, haver, maïs, quinoa, boekweit, gerst, gierst, rogge, enz.).

Koolhydraat metabolisme en glucoseregulatie

Wanneer we eten, worden de koolhydraten aanwezig in het voedsel in eenheden gesplitst door enzymen aanwezig in het speeksel en in het hele spijsverteringsstelsel. Deze eenvoudige koolhydraten (waaronder glucose) kunnen vervolgens door de darmwand worden opgenomen om zich bij het bloed aan te sluiten. De glucose zal dan als energie verdeeld worden in het lichaam en het surplus zal als glycogeen in de lever opgeslagen worden.

Tijdens een vastenperiode zal het in de lever opgeslagen glycogeen geleidelijk in het bloed worden verdeeld, zodat het lichaam constant van energie wordt voorzien. Dit bloedsuikerregelsysteem (regeling van de bloedsuikerspiegel in het bloed) wordt mogelijk gemaakt door twee hormonen : insuline en glucagon. Insuline, uitgescheiden door de pancreas, is verantwoordelijk van het verlagen van de bloedsuikerspiegel (opslag van glycogeen in de lever). Glucagon, uitgescheiden door de pancreas, verhoogt de bloedsuikerspiegel (afscheiding van glucose in het bloed).

Een langdurige daling van de bloedsuikerspiegel (hypoglykemie) heeft onmiddellijk korte termijneffecten : malaises, vermoeidheid, duizeligheid, zweten, trillingen, hoofdpijn, hartkloppingen, neurologische symptomen, …

Deze tekortkomingen kunnen optreden bij pancreas of leverziektes, tumoren of bij bloedsuikerspiegel verlagende medicatie.

Daarentegen kan een snelle en herhaalde stijging van de bloedsuikerspiegel leiden tot ontregeling van de bloedsuikerspiegelregeling en op lange termijn schadelijke effecten hebben : gewichtstoename of zelfs obesitas, type II diabetes, hart- en vaatziektes (het teveel aan koolhydraten wordt omgezet in lipiden).

Assimilatie van koolhydraten volgens hun aard

Complexe koolhydraten (granen, pasta, rijst, peulvruchten, aardappelen, enz.) worden meestal beschouwd als «trage suikers » omdat ze langzaam verteerd worden (beetje bij beetje opgesplitst in eenvoudige koolhydraten door de enzymen). Ze geven dus hun energie geleidelijk vrij en veroorzaken geen snelle stijging van de bloedsuikerspiegel.

Eenvoudige koolhydraten (tafelsuiker, snoepen, gesuikerde producten en dranken, fruit, vruchtensappen, enz.) worden meestal beschouwd als « snelle suikers » omdat ze heel snel verteerd worden. Deze koolhydraten hebben het effect van een zweep op het organisme aangezien ze onmiddellijk bruikbare suikers verschaffen. Ze veroorzaken echter een snelle stijging van de bloedsuikerspiegel die, indien het te vaak voorkomt, tot metabolische stoornissen kunnen leiden.

Sommige koolhydraten worden door het lichaam niet geassimileerd; ze dragen dus niet bij in de energievoorziening : het zijn de vezels, die niettemin bijdragen aan een goede darmtransit.