close

Stadium van CRF chronish nierfalen

De ontwikkeling van chronisch nierfalen verloopt geleidelijk in 5 fases.

Tijdens de fases 1 tot 4 wordt er alles aan gedaan om de nierfunctie zoveel mogelijk te behouden. In de laatste fase zijn een dialysebehandeling of een transplantatie de enige alternatieven om de nierfunctie te vervangen.

Aanbevolen aanvoer bij dialysepatiënten

 

STADIUM 1

STADIUM 2

STADIUM 3

STADIUM 4

STADIUM 5

Operationele status van de nier

Meer dan 90%

60 tot 89%

30 tot 59%

15 tot 29%

Minder dan 15%

Omschrijving van het
stadium

Minimale aantasting van de nieren. Normale nierfunctie.

Progressieve aantasting. Nierfunctie minder dan normaal.

Geavanceerde aantasting van de
nieren. Zwakke nierfunctie.

Ernstige aantasting. Zeer lage nierfunctie.

Terminale nierinsufficiëntie. Zeer ernstige beschadiging van de nierfunctie. Leven in gevaar.

Symptomen

Geen duidelijke symptomen. Ureumgehalte en creatininespiegel zijn normaal.

Geen duidelijke symptomen. Ureumgehalte en creatininespiegel zijn normaal of lichtjes hoog.

Verschijning van de eerste symptomen : vermoeidheid, verlies van eetlust en jeuk. Verhoging van de creatininespiegel, teveel ureum en soms een beginnende bloedarmoede.

Aanhoudende vermoeidheid, verlies van eetlust en jeuk.

Slapeloosheid, ademhalingsmoeilijkheden, jeuk en veelvuldig braken. Hoog ureumgehalte en creatininespiegel.

Preventie /
Behandeling

Oorzaken identificeren en ze proberen te verhelpen.

Creatininespiegel, bloeddruk, en algemene gezondheid en welzijn controleren. De aantasting van de nierfunctie proberen te voorkomen of te vertragen.

De aantasting van de nierfunctie blijven proberen te voorkomen of te vertragen. De patiënt leert zich vertrouwd te maken met de ziekte en met de behandelingsmogelijkheden.

Plannen en de voorwaarden creëren voor toegang tot de dialysebehandeling. De noodzakelijke onderzoeken uitvoeren voor een eventuele niertransplantatie.

Een vervangende behandeling invoeren : dialyse of transplantatie.

Voeding

Eiwitarm dieet, behoud van voedingsstatus, balans van de verschillende ionen van het lichaam (fosfor, natrium, kalium, calcium, …), preventie van bot- en cardiovasculaire complicaties.

Waterinname beperken. IJzersupplement in geval van bloedarmoede. Eiwitinname verminderen of aanpassen in geval van ondervoeding.

Waterinname beperken (aan te passen in functie van de diurese en specifieke situaties zoals oedeem), ijzersupplement in geval van bloedarmoede, eiwitsupplement geven (eiwithypercatabolisme tijdens dialyse). Inname van natrium, fosfor en kalium beperken.